Veertigdagentijd

De periode van de Veertigdagentijd is van oudsher een tijd van inkeer, bezinning en gebed ter voorbereiding op Pasen. Het is een bekeringstijd.

Zich bekeren is: zich weer (meer) wenden tot God en zich afwenden van alles wat ons van God afhoudt.

Jezus zelf heeft ook 40 dagen in vasten en gebed in de woestijn doorgebracht voordat Hij aan de verkondiging van de Blijde Boodschap begon.

Veertig jaar trok het volk van het Oude Verbond door de woestijn, alvorens zij het beloofde land bereikte.

 

Veertig dagen bracht Mozes op de berg door om Gods geboden in ontvangst te nemen.

Veertig nachten bracht Elia in bidden en vasten door in de woestijn,

totdat hij bij de berg Horeb God mocht ervaren.

Bij zijn gedaanteverandering op de berg zou Jezus omgeven worden door deze twee oudtestamentische personen, toen Hij zich aan zijn leerlingen als verheerlijkte Heer toonde, vooruitlopend op zijn verrijzenis.

 

Jaarlijks bereiden de gelovigen zich eveneens gedurende een periode van veertig dagen voor op het grote Paasfeest om met een gelouterd hart het sterven en verrijzen van Christus met Pasen te gedenken.

 

De Veertigdagentijd begint op Aswoensdag. Tijdens de Eucharistieviering op deze dag wordt de as van verbrande palmtakken van het vorig jaar gezegend. Iedereen in de kerk wordt getekend met een kruisje van deze as. Deze as is een teken van boetvaardigheid. Het herinnert ons eraan dat wij slechts stof en as zijn en tot stof zullen terugkeren

Deze woorden benadrukken de vergankelijkheid van het aardse leven, de vorm van het kruis daarentegen wijst op eeuwig leven.

40-dagentijd